
Dit eerste hoofdstuk handelt over het begin. Pagina's uit het boek Op en om Adderhorst, een portret van de professor, een schilderij van de hand van de schilder E.B. von Dülmen Krumpelmann – deze keer dus geen badend meisje – waarvan het origineel zich bevindt in de senaatskamer van de Rijks Universiteit te Groningen,
de allereerste foto van 'Villa Adderhorst-Zeegse': dit is het eerste huisje dat ooit gestaan heeft op wat we nu Oud Adderhorst noemen, bezoek op Adderhorst,
opa Adriaan bezig met het aanplanten van de larixlaan (in het hoofdstuk: Nieuw millennium zijn enkele van deze larixen verzaagd liggend, wachten op gebruik, te zien), een heel vroege foto van het huidige houten huis, gezien vanaf de dreef, toen er nog vrijwel geen opschot was, een beeld van het graven van de vijver – of was het toch een tumulus?), en afsluitend hakt de prof nog wat.
Kortom een kleine selectie uit het omvangrijke beeldmateriaal. Van Veldhuizen hield immers overal in den lande lezingen met lichtbeelden over dit plekje dat hem zo na aan het hart lag. Honderden mensen heeft hij er ontvangen. Nog tot in de 80-er en 90-er jaren van de vorige eeuw konden wij nog mensen ontmoeten die wild-enthousiaste verhalen vertelden over de pannenkoeken excursies die prof. Van Veldhuizen organiseerde naar Adderhorst. Een van de (vele) boeken die hij schreef droeg de titel 'Met zes zintuigen de natuur in'; zijn studenten die de natuurliefde van hun professor kenden hertitelden dit boekje als 'Met duizend poten de kerk in'.
Kadastrale kaarten uit een ver verleden
Hierboven vindt u vier aansluitende kadastrale kaarten uit 1832. De afbeeldingen komen van de website: de Woonomgeving. Van links naar rechts is te zien:
- Een kaart met het perceel 123 noordelijk van het Zeegser loopje. In 1832 het enige kavel op het huidige Adderhorst in gemeenschappelijk eigendom van de 'markegenoten'.
- Een kopie van de beschrijving voor dit perceel.
- Een kaart met het gedeelte zuidelijk van het Zeegser loopje (onverkaveld) en twee aangrenzende kaarten.
- Overzichtskaart van de gemeente Vries.
- Een kadastrale kaart van Seegse (waar de markegenoten vandaan komen).
Het verre verleden dichterbij
Hier zien we de bekende schoolplaat van B. Bueninck: "De heide met hunnebed bij Tinaarlo". De plaat stamt uit het begin van de 20e eeuw en de schilder heeft zijn standpunt zó weten te kiezen dat de spoorbaan en de telegraafdraden zich nét achter zijn rug bevinden. De zandweg, na de bocht met het hunebed, is de tegenwoordige Hunebedstraat. Op de hei, waar de schapen grazen, ligt het huidige Adderhorst.
De plaat geeft een prachtige indruk van het archeologisch zo indrukwekkende landschap. Het verre verleden komt zeer dichtbij op de bijgevoegde kaart uit 2011 van "archeologische vindplaatsen van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed". Daarop staan met dieprood aangemerkt de plaatsen van 'zeer hoge archeologische waarde', en dus beschermd. Het gaat dan om twee percelen: het perceel waar het hunebed op staat, en het perceel waar de grafheuvels liggen, dat is: Adderhorst. Dat het de gemeente Tynaarlo ernst is met de zorg voor 'Monumentaal Erfgoed' verduidelijkt de bijgevoegde 'Programmabegroting'.
Het Hunebed D6
Hunebedden worden gebouwd vanaf ongeveer 3500 v.C. . 'Ons' hunebed stamt uit de midden jonge steentijd die valt tussen 2800 – 2100 v. C.. De archeologische aanduiding is D6, en het is gelegen aan de – hoe kan het ook anders – Hunebedstraat, vlakbij de spoorwegovergang. Het is één van de kleinste, maar best bewaarde van de 52 bekende hunebedden in Drenthe, gebouwd door het Trechterbekervolk. Een hunebed is een collectieve grafkamer, die telkens opnieuw gebruikt werd. Gezien het grote aantal gevonden potscherven zijn in één hunebed honderden mensen begraven.
Het lesboekje 'De heide met hunnebed bij Tinaarlo' (literatuurlijst) uit ongeveer 1918, bedoeld voor de leerlingen van de lagere school, werpt een vrolijk licht op wat kinderen toen allemaal 'mee-kregen'.
Het verdwenen hunebed
Maar er zijn er veel meer geweest. De stenen werden in stukken verdeeld – vaak met dynamiet – en gebruikt voor de versterking van zeeweringen en voor de verharding van wegen. Ook in Tynaarlo waren meer hunebedden. Landbouwer Brink ontgint in 1927 een stuk hei schuin tegenover Adderhorst en vindt veel aardewerk. Een verdwenen hunebed? Hij haalt Van Veldhuizen erbij en deze waarschuwt Van Giffen, hoogleraar in de archeologie te Groningen. Diens komst blijft uit en veel mensen gaan er hun geluk beproeven: is er iets waardevols te vinden? Ook de zoon van Van Veldhuizen, Egberts vader, gaat op onderzoek uit en vindt een driehoekig plaatje lyddiet met een gaatje erin, een sieraad of amulet. Het is nog steeds in de familie.
Ook is de familie in het bezit van een kleine collectie potscherven uit het zelfde hunebed. Deze collectie is beschreven en getekend door de heer A.L. Brindley. In zijn artikel corresponderen scherven van de potten 4 en 8 met de twee scherven op de foto.
In maart 2010 vraagt Gerda de Groot, bestuurslid van de Historische Vereniging van Tynaarlo, of wij deze scherven willen laten zien op een avond van de vereniging met als onderwerp: hunebedden. Wij werken daar graag aan mee.
Grafheuvels
De vroege bronstijd (1800 – 1500 v. C.) is de periode van de grafheuvels van het Klokbekervolk. Zo genoemd naar de klokvormige bekers die zij maakten. Dertien grafheuvels liggen achter het huis op Adderhorst. Grafheuvels zijn oorspronkelijk éénpersoonsgraven. De klokbekercultuur wordt daarom ook wel "enkelgrafcultuur" genoemd. Eerst wordt er in foetushouding begraven, later gecremeerd. Dan zijn we in de late bronstijd beland (1200 -700 v. C.) en worden de grafheuvels vaak voor meer mensen gebruikt.
Van het Trechterbekervolk en van het Klokbekervolk weten we vrijwel niets. Niet waar ze vandaan kwamen. Niets over hun geloofsleven. Niets van hun cultuur. Er is geen schrift gevonden. Alleen de ontroerende versieringen op de verschillende urnen.
Wél zijn er veel veronderstellingen: dat deze volken de energie van de leylijnen en de benkerlijnen vereerden. Grafheuvels zijn altijd op kruispunten van deze lijnen gebouwd, maar dat is nooit wetenschappelijk bewezen. De wichelroede blijft een omstreden instrument.
Landschapsbeheer Drenthe bewaart het erfgoed zorgvuldig en pleegt jaarlijks onderhoud.
Voortschrijdend inzicht
Op bijgaand kaartje uit "Op en om Adderhorst" vermeldt Van Veldhuizen bij nr. 8 een "Romeinse legerplaats". "Men weet, dat het allerminst Romeinsch is, doch een nederzetting uit lateren tijd." De indeling van het veld lijkt erop: allemaal kleine vakken, "kampjes" met aarden wallen erom heen. Nu weten we beter. Het zijn raatakkers of Celtic fields, een landbouwsysteem uit de IJzertijd van ongeveer 600 vóór tot 200 na Christus. Ze zijn nu, door de ruilverkaveling en de intensieve landbouw, nauwelijks of feitelijk niet meer te zien. Het streven 'om althans de natuur híer te behoeden voor verwording' ging hier niet op.
Maalsteen
Deze maalsteen, is, zo vertelt opa Adriaan in zijn opus magnum op pagina 23, door hem gevonden "in de hei op Adderhorst". Verder zegt hij: "Van Giffen heeft zich niet aan een datering gewaagd". Uit andere bronnen is bekend dat dergelijke maalstenen gedateerd worden tussen tot wel 35.000 en 2000 jaren v.C.. Nadat Adriaan jr. de steen jarenlang als presse papier gebruikt had, viel hem naar aanleiding van de 'familiedvddag' van 2007 (zie daar) in om de steen 'thuis' te brengen. Dit cadeau deed hij vergezeld gaan van een gedicht, en twee originele klokbekers. Een afbeelding daarvan vindt u bij 'grafheuvels'.
De Werdensche weg
Een oud karrenspoor uit de Middeleeuwen, van het klooster in Werden, Duitsland, naar Yde, ten zuiden van Groningen. Gedeelten van deze weg moeten echter nog veel ouder zijn. Het spoor liep over de Zeegser es, via de voorde door het Zeegser loopje. Daar splitste het zich. De ene kant ging langs en dwars door de grafheuvels op Adderhorst, de andere kant liep door het bos vóór het huis, parallel aan de Hunebedstraat, langs het hunebed over de Ooster es van Tynaarlo, via de Dorpstraat, Hageneind, over de Wester es richting Yde. Zonder het te weten kocht opa Adriaan dus ook een eeuwenoude weg. Dat die weg daar liep werd pas later ontdekt. Het krantenartikel (uit 2007) vertelt de geschiedenis. Het bordje op de brug over het Zeegser Loopje vertelt (nog) niet alles
20er, 30er jaren
De oudste koopakte van Adderhorst, die we hebben gevonden, dateert uit 1916. Adrianus van Veldhuizen koopt dan een perceel hooiland, gelegen onder Zeegse. Vermoedelijk is dit (het begin van) de wei. Dan heeft hij vóór 1916 Oud Adderhorst verworven, want daar is hij begonnen. Dit lichten we toe in onze nieuwjaarskaart voor 2012, in hoofdstuk 12. Op de foto (ong. 1920) zien we onder andere opa Adriaan, zijn vrouw Marie en hun zoon Gijs op Oud Adderhorst aan de oever van het Zeegser loopje, uitkijkend over wat hij toen noemde "de Parnassia weide".
Op de schoolplaat van Bueninck (zie introductie) vormt Adderhorst de achtergrond. Het heideveld op de voorgrond tussen Adderhorst en de spoorbaan, die op de schoolplaat net niet te zien is, kreeg aanvankelijk nog geen bestemming. Wel waren er in de twintiger jaren allerlei plannen. Zie het artikeltje "Adderhorst in Natuurpark herschapen", uit 1941. Het bleef echter bij plannen. De afbeelding "Schetsontwerp Tuindorp Zeegse" is hier een weergave van. Tenslotte neemt Mr. Molhuysen, rond de 30er jaren burgemeester van Vries, het initiatief tot een plan, dat wél tot uitvoering kwam: in grote trekken het huidige Villapark. De namen van de destijds direct betrokkenen zijn terug te vinden op een notitie van later datum over de (gezamenlijke!) aanschaf van de vijver in 1934.